Tekst / onderwerp | Bijbel | Padwerklezing |
---|---|---|
Onze Vader | Mattheüs 6:9-13 | 9, 99q |
Uw wil geschiede | Mattheüs 6:10 | 9, 15q, 38, 99q |
De tien geboden | Exodus 20:1-17 | 1, 102 |
Maak geen afgodsbeeld. | Exodus 20:4 | 52 |
Houd de sabbat in ere. | Exodus 20:8 | 63 |
Gij zult niet doden. | Exodus 20:13 | 79 |
Eetvoorschriften | Leviticus 7:22-27, 11 | 101, 247a |
Besnijdenis | Genesis 17:11 | 247a |
Adam en Eva | 59q | |
Genesis | 99q | |
Tuin van Eden | 67q | |
Boom der kennis van goed en kwaad | Genesis 2:5, 2:22 | 66 |
Job | Job | 49 |
De vreze des Heren is het begin der wijsheid. | Psalm 11:10 Spreuken 9:10 vgl. Spreuken 1:7 Job 28:28 |
102 |
Ieder die kwaad is op een ander, moet zich voor de rechtbank verantwoorden. | Mattheüs 5:22 | 1 |
Zij eigenen zich de huizen van weduwen toe, en om de schijn op te houden zeggen ze ellenlange gebeden. Zulke mensen staat een strenger oordeel te wachten dan wie ook. | Lucas 20:47 Mattheüs 23:14 Marcus 12:40 |
244 |
In den beginne was het woord. | Johannes 1:1 | 232 |
Je naaste liefhebben als jezelf. | Mattheüs 22:39 | 30 |
Wordt als kinderen. | Mattheüs 18:3, 19:14 Lucas 18:17 |
82 |
Ieder die mijn woorden hoort maar niet doet wat ik zeg, lijkt op iemand die zo dom was zijn huis op zand te bouwen. De regen viel neer, de rivieren traden buiten hun oevers, de winden waaiden en teisterden dat huis. En het huis stortte in, het werd een grote bouwval. | Mattheüs 7:26 | 250 |
Want niets is verborgen dat niet aan het licht zal komen, niets is geheim dat niet bekend zal worden. | Mattheüs 10:26 Marcus 4:22 Lucas 8:17, 12:2 |
3 |
Weersta het kwade niet. | Mattheüs 5:39 | 140, 78q, 154, 197 |
Iemand de andere wang toekeren als je wordt geslagen. | Mattheüs 5:39 | 244a, 245a |
Zalig zijn de armen van geest, want hen behoort het koninkrijk der hemelen. | Mattheüs 5:3 | 245a |
Het is voor een kameel gemakkelijker om door het oog van een naald te kruipen dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te komen. | Mattheüs 19:24 | (67) |
U zal geschieden naar uw geloof | Mattheüs 8:13, 9:29 | 190 |
Wie zoekt zal vinden | Mattheüs 7:8 | 9 |
Is er onder u iemand die zijn kind een steen geeft als het om brood vraagt ? Of een slang als het om vis vraagt ? Ondanks uw slechtheid weet u aan uw kinderen dus goede dingen te geven. Hoeveel temeer zal dan uw Vader in de hemel goede dingen geven aan wie hem erom vragen ! | Mattheüs 7:9-11 | 192 |
Kunnen jullie de beker drinken die ik moet drinken ? | Mattheüs 20:22 | 76, 192 |
De letter doodt, maar de Geest geeft leven. | 2 Korintiërs 3:6 | 78 |
Wie bij mij komt, kan alleen mijn leerling zijn als hij zijn vader en moeder, zijn vrouw en zijn kinderen, zijn broers en zijn zusters haat en zelfs zichzelf. | Lucas 14:26 | 245a |
Wie zijn kruis niet draagt, wie niet mijn weg gaat, kan mijn leerling niet zijn. | Lucas 14:27 | 54 |
Hij die wil leven, moet zijn leven kunnen verliezen. | Lucas 17:33 | 14, 157 |
Wie heeft, hem zal gegeven worden. | 78q | |
Wie het zwaard trekt, zal door het zwaard vergaan. | 244a | |
Oog om oog, tand om tand. | 244a | |
De eersten zullen de laatsten zijn. | Mattheüs 20:16 Lucas 13:30 |
23 |
Gij zijt Petrus en op deze steenrots zal ik mijn kerk bouwen en de poorten van de hel zullen hem niet overweldigen. En u zal ik de sleutels van het rijk der hemelen geven. | Mattheüs 16:18-20 | 23 |
Zelfs de haren op je hoofd, zijn allemaal geteld. | Mattheüs 10:30 Lucas 12:7 |
34 |
Ik heb jullie nog veel te zeggen, maar jullie kunnen het nog niet verdragen. | Johannes 16:12 | 23 |
Kerstverhaal | Lucas 2:1-20 | 219, 239 |
Maria | 43 | |
De geest leidde Jezus naar de woestijn waar de duivel hem op de proef zou stellen. | Mattheüs 4:1 Marcus 1:12,13 Lucas 4:1-13 |
22 |
'En jullie, wie denken jullie dat ik ben ?' vroeg Jezus. Petrus antwoordde : 'U bent de Messias'. Streng verbood Jezus hun er ook maar met iemand over te praten. | Marcus 8 : 29,30 | 19 |
Ik ben de weg, de waarheid en het leven. | Johannes 14 : 6 | 248 |
Goede vrijdag, kruisiging | Mattheüs 26:14-27:61 Marcus 14:12-15:47 Lucas 22:1-23:56 Johannes 18:1-19:42 |
54, 79, 82 |
Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? | Mattheüs 27:46 Marcus 15:34 Filippus 60 [72] |
82 |
Pasen, opstanding, verrijzenis | Mattheüs 28:1-20 Marcus 16:1-20 Lucas 24:1-49 Johannes 21:11-20 |
23, 56, 76 |
Pinksteren, spreken van vreemde talen |
Handelingen 2 | 14 |
Verlossing | - | 22, 137, 162, 258 |
Wederkomst van Christus | Mattheüs 16:27-28, 25:31 Handelingen 1:11 Openbaring 22:7,12,20 |
239a |
Openbaringen | 244a | |
Genade | 61, 250 | |
Bijbel | 78q, 244a | |
Nieuwe Testament | 245a | |
Evangelie van Thomas | 59 | |
Pistis Sofia | 30 | |
Rituelen | 70 |